De ongeklede mens
Armoede is volgens de definitie van de Verenigde Naties het niet kunnen voorzien in de eerste levensbehoeften. Zij ontstaat wanneer een persoon of een groep mensen onvoldoende betaal- en of ruilmiddelen heeft om in de primaire levensbehoeften te kunnen voorzien. De bestaansmiddelen hiervoor zijn wel aanwezig, maar ze kunnen als gevolg van schaarste onbetaalbaar worden. Primaire levensbehoeften omvatten zaken als schoon en drinkbaar water, voedsel, kleding, huisvesting en gezondheidszorg. Zij gelden als noodzakelijk om een menswaardig leven te kunnen leiden. Deelnemen aan het sociale leven, degelijk onderwijs en ontspanning kunnen als secundaire levensbehoeften beschouwd worden. Het tegengestelde van armoede is welstand. Het tegengestelde van schaarste is overvloed. Het verschil tussen armoede en welstand wordt aangeduid door de armoede grens.
Door de verschuiving van arbeid naar een lagelonenland vindt er wereldwijd een verandering in het armoedebesef op. Zo blijkt dat de verarming door deze economische verschuiving lijkt te verminderen.
Onderstaand beeld geeft weer dat het aantal mensen dat minder dan
$ 1,25 per dag te besteden heeft met 19% gedaald is over de afgelopen 15 jaar. Een positief bericht over de armoedegrens totdat je beseft wat je met $ 1,25 op een dag kunt doen.
Veel van hen zijn gedoemd om met bedelen in hun bestaan te voorzien. Afhankelijk te zijn van opvang, sociale bijstand of de hulp van anderen. In vele landen in de wereld is bedelen tot een werkelijke vorm van ultiem zielig kijken uitgegroeid. Als ware is bedelen arbeid verrichten met een hoog acteergehalte.
Denk maar eens aan de zielige vrouwen met kleine kinderen, al dan niet gehandicapt. De vraag blijft altijd hangen in hoeverre we in deze gevallen met werkelijke armoede te maken hebben of met professionele uitbuiting.
Dit soort taferelen van bedelen zien we in ons eigen land gelukkig nog niet. Alhoewel wij in ons land op straat steeds vaker worden aangesproken met het verhaal dat een reis gemaakt moet worden of dat een gezin geen eten in huis heeft. Vaak zien we dat naar zo’n erbarmelijk verhaal een kleine donatie gevraagd wordt.
Of jou aalmoes besteed wordt aan eten of drank moet je je maar afvragen. Wat blijft is dat wij armoede werkelijk op straat tegenkomen.
Maar in hoeverre willen wij dan de dak- of thuisloze zien? In hoeverre geven wij aandacht aan de straatmuzikant of de verkoper van een straatkrantje? Zien wij om naar deze mens of lopen wij erlangs? In hoeverre proberen wij wat van die armoede te begrijpen ? En in hoe verre doen we er dan wat mee?
Iedereen kent wel de programma’s op tv waarin mensen geholpen worden hun in de jaren opgebouwde kredieten weer een beetje op orde te krijgen. Vaak is fors inleveren het devies om het tij te keren. Gelukkig geven de tv-programma’s vaak een happy-end weer omdat er iemand was die het signaal gaf: “Dit kan zo niet verder”.
Hoevelen van hen die op straat leven is dit niet gelukt? Die op het moment van het tij keren niet de juiste hulp hadden om hun leven bij te stellen.
Hoevelen van hen is niet alles ontnomen? Hun huis, hun relatie, hun inkomen en tot slot hun arbeid en mens waardigheid. Hoevelen van hen zijn niet alleen gelaten om te verzanden in bureaucratische regels in plaats van dat zij hun leven weer op orde kunnen krijgen?
Waar kwamen wij hen tegen en hebben wij ze toen alleen gelaten?
Ik was naakt en jullie hebben Mij gekleed (Mat. 25,36)