4 mei 2021
Hoop is één van de overtuigingen die Paulus ons meegeeft in zijn eerste brief aan de Korintiërs (hoofdstuk 13). Samen met geloof en liefde spreekt hij van de grote drie gaven. De liefde als de grootste want zelfs als alles vergaat blijft de liefde bestaan. Maar bij die liefde zijn geloof en hoop onlosmakelijk verbonden. Daar is veel over te zeggen maar laat ik mij beperken voor nu met een gedachte over hoop.
Wist u bijvoorbeeld dat je het woordje hoop om meerdere wijzen kunt interpreteren? Bijvoorbeeld als zelfstandig naamwoord. Dan krijgt het de betekenis van een bergje. Denk maar aan alle kleren op een hoop gooien. Gelijktijdig kun je ook spreken van een hoop. Maar dan denken we meer aan een onbepaald rangtelwoord en niet meer aan een zelfstandig naamwoord. Dat kun je dan weer zien als je over een hoop kleren spreekt. Dan drukt het meer een getal uit met een onregelmatigheid van samenspel. Een hoop kleren of op een hoop gegooide kleren klinkt nu eenmaal niet als netjes opgevouwen strijkgoed maar meestal de was die nog gedaan moet worden.
Zo staat hoop in een heel ander licht als we bij een plotse gebeurtenis nieuwsgierig naar het gebeuren toegaan en daarmee te hoop lopen. Ook hier lijkt van enige onregelmatige toeloop sprake te zijn.
De meer seculiere hoop gaat uit van de onzekere verwachting dat een bepaalde gewenste gebeurtenis zal plaatsvinden. Klinkt ingewikkeld maar je hoop op betere tijden zal ergens op gebaseerd zijn. Neem maar de verwachting dat de Corona pandemie bestreden wordt met maatregelen en vaccinatie, waardoor we meer naar een leven toe kunnen groeien zoals we dat voor de pandemie gewend waren. Zou onze hoop ongegrond zijn dan vervalt deze gauw tot wanhoop met de verwachting dat de zo gewenste gebeurtenis verkeken zal zijn. Zo is er al langere tijd joop op versoepeling van maatregelen.
Van de hoop waar Paulus over spreekt kunnen we zeggen dat die ligt in de verwachting dat de opgestane Christus zal wederkeren. In de belofte van de schrift zien we dan niet een verwachting maar ligt daar voor Christenen een zekerheid die door het geloof wordt ingegeven. Daardoor komt onze christelijke hoop heel direct te liggen bij vertrouwen. Vertrouwen dat Christus naast ons gaat in ons leven en Zijn heilige Geest ons vergezelt. Die hoop is werkelijkheid geworden met Pinksteren waarin de Heilige Geest uitgestort werd en de eerste dagen van de kerk gemarkeerd werden. Die waarlijke hoop werd ook eerdere werkelijkheid bij de Emmaüsgangers die tegen elkaar dat zij hun hoop op die gekruisigde Christus gevestigd hadden en hoe het nu verder moest zonder hem. Hoe verbaasd moesten zij wel niet zijn geweest in de ontmoeting met Christus zelf en de bevestiging van hun hoop in het breken van het brood.