Het gebed.
Jezus zegt, “Wanneer je bidt, doe dan niet als de schijn heiligen, die graag in de synagogen en op de hoeken van de straten staan te bidden om op te vallen bij de mensen. Maar als gij bidt, ga dan in uw binnenkamer, sluit de deur achter u en bid tot uw Vader die in het verborgene is …..”(Mat. 6, 5).
Met het gebed begint ons hart te veranderen. En om te bidden, zegt Jezus, moeten wij ons niet keren naar andere mensen om door hen bewonderd te worden en moeten we van ons gebed geen show maken waarin wij de hoofdrolspelers zijn.
We dienen ons gebed richten tot God en hem Vader noemen. Om te bidden, zegt Jezus, moeten we het stil maken in ons leven en hij zegt heel duidelijk: sluit de deur van uw binnenkamer;
het betekent:
maak het stil in je hart, leg het zwijgen op aan het lawaai en de verwarring en concentreer je op het gebed.
We beseffen dat onze dagen te vol zijn met lawaai, vol met die beslommeringen die ons bijna afhouden van denken en overdenken. In de verwarring van het leven luisteren we uiteindelijk alleen maar naar ons zelf en beseffen we niet eens dat God spreekt door ons leven.
God spreekt door de stilte, niet door het lawaai: laat ons in deze Vastentijd het zwijgen opleggen aan het lawaai van onze woorden, het lawaai van ons dagelijks leven, het lawaai van onze rusteloze of boze gedachten en laten we de Heer de gelegenheid geven om te spreken. In deze tijd is het nodig meer tijd voor persoonlijk gebed te vinden, maar ook om regelmatiger deel te nemen aan het gebed van de Gemeenschap. Dit is geen zaak van een extra verplichting toevoegen bovenop anderen, het is het begin van een beter leven, minder gericht op mijzelf en met meer aandacht voor wat de Heer me vertelt.
Vaak vragen we ons af: hoe moeten we bidden? Jezus leert zijn leerlingen het “Onze Vader” te bidden. Bidden is voor ons niet iets natuurlijk’s, daarom moeten we leren om te bidden. We leren bidden van de Heer, met de woorden die hij ons heeft gegeven, de woorden die hij gebruikte om te bidden, de psalmen.
Bidden betekent herkennen dat we in nood zijn. Het is iets dat onze aangenomen zelfgenoegzaamheid uitdaagt. Daarom zijn we soms bang om te stoppen, bang van stilte, van vragen. Gebed brengt mij inderdaad tot veel vragen, niet alleen over mijn leven, maar ook over het leven van anderen en over de wereld. Als we het bidden opgeven, verliezen we een kans om persoonlijk te veranderen en geven we het op om de wereld te veranderen. Gebed is voorspraak bij de Vader voor een wereld in beproeving. Hoe mooi is het om namen en situaties te gedenken, broeders ver weg en moeilijke omstandigheden, waarvoor we niets daadwerkelijk kunnen doen!
We moeten veel bidden. Persoonlijk gebed, samen met onze broers en zussen, bidden zoals de Gemeenschap ons heeft geleerd. De Gemeenschap heeft ons gebed nodig, dat de Heer haar leidt, beschermt als een goede moeder, bewaart in liefde en eenheid, verlost van kwaad en versterkt met liefde. Het is de oproep aan de Heer samen met onze broers en zussen van over de hele wereld: “verlos ons van alle kwaad!” – zoals we bidden in het Onze Vader. We spreken deze oproep uit met het grote geloof dat we zullen ontvangen wat we hebben gevraagd.